Toen ik voor het eerst van mijn leven in een huis met een tuin kwam te wonen, was ik half in de twintig. Dan gaat er een wereld voor je open. Tot dan toe kon ik een mus niet van een kraai onderscheiden. Mijn toenmalige vriend jaagde ik de lachstuipen op het lijf, door hem te melden dat ik waarschijnlijk een nieuw soort vogel had ontdekt. “Die zat vanmiddag in onze tuin’, rapporteerde ik. “Zwart met wit, best groot’. “Mens, dat is een ekster’, reageerde hij, half geërgerd om zo veel onkunde.
Als je jezelf zo onsterfelijk belachelijk maakt, heb je een drive om de schade in te halen. Onmiddellijk een vogelgidsje gekocht dus, en ik aan het studeren. Kijk eens aan, die bruingespikkelde vriend die slakken zo mooi kapot slaat op de tegels móet een lijster zijn. Die zwarte joekels, die zo veel kabaal maken omdat een buurtpoes een jonkie van hun clan heeft verschalkt, zijn warempel kauwen.
Tegenwoordig zit ik in mijn tuin te genieten van alle opgedane kennis. Papa merel (zwart) vliegt aan en af naar de klimhortensia tegen de schutting. Hij zoekt een plek voor een nest. Mama merel (bruin) komt vervolgens met de bouwstenen aanzetten. Takjes, rommeltjes, in mijn eigen tuin ligt genoeg. Na een paar dagen sjouwen heeft het echtpaar een keurig mandje gemaakt. Moeder zit nu ineengedoken op haar eieren. Soms vliegt ze geschrokken weg als ik te dicht langs haar huisje loop.
Nu de katten uit de buurt goed weghouden. Want het nest zit veel te laag; domdom van echtpaar merel. Ik mag dan het een en ander bijgeleerd hebben, van die vogels zelf vraag je het je af.
Leave A Comment