Het enige wat ik uit de lucht sloeg, was de poedelprijs


Tegenstander

Elke wedstrijd heb ik vijf tegenstanders, zei een tennisser ooit. ‘Het publiek, de ondergrond, de man aan de andere kant van het net, de scheidsrechter. En mezelf.’

Bij badminton heb je er zes. Tijdens een toernooi speel ik met een geleend racket. Het mijne ligt op de tafel van de bespanner, die ook in de zaal aanwezig is. Mijn spelniveau is erbarmelijk, allemaal vanwege dat geleende racket natuurlijk. Het is te zwaar, te slap bespannen, het gripje is te glad. Nog tijdens de eerste wedstrijd komt de bespanner me mijn eigen racket brengen, zodat ik geen enkele smoes meer heb om de sterren niet van de hemel te spelen. Die sterren zijn blijven hangen, het enige wat ik uit de lucht sloeg was de poedelprijs.

Raar, want eigenlijk is badminton, net als tennis, een heel simpel spelletje. Je moet gewoon slaan waar ze niet staan. Daar hebben al die tegenstanders niet van terug.

By |2021-09-16T10:40:03+02:0016 september 2021|Columns|0 Comments

Leave A Comment

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.