In 1978 besloten een vriendin en ik eens gek te doen. “Zullen we samen naar de finale van het WK voetbal kijken’, opperde een van ons twee. “Nederland staat er namelijk in, tegen Argentinië’.
We waren de enige twee die voor de buis kropen, bij mij thuis. De rest van ons toch zevenkoppige gezin had wat anders te doen. Na afloop doken we de kroeg in, om eens te polsen of er meer mensen waren die de wedstrijd gezien hadden. Misschien waren zij ook wel een beetje teleurgesteld, net als wij. Dat bleek nauwelijks het geval. De paar cafégangers die überhaupt wisten dat Nederland gespeeld en verloren had, keken ons een beetje meewarig aan. Dat is toch niets om van overstuur te raken? Die mensenrechten in Argentinië, dáár mocht je om treuren.
In de jaren tachtig zaten we al met meer man voor de buis, toen Van Basten het Neerlands elftal naar het Europees kampioenschap schoot. Het leek me wel een grappig idee een oranje bloesje aan te trekken, voor onze trouwe gang naar het café. Direct na afloop van de gewonnen finale zag je daar warempel nog meer oranje kledingstukken. Ik was niet de enige die op het lumineuze idee was gekomen iets oranjes uit de kast te trekken.
Sinds dat EK in ’88 zijn alle remmen los gegaan. Elke twee jaar wordt het erger, met de oranje tsunami. Een grappig bedoelde kettingbrief meldt dat vrouwen nooit, herhaling nóóit, voor het beeld mogen lopen, als ze de mannen van hun bier en chips voorzien.
Laten we eens gek doen, zei ik tegen een vriendin. We kijken geen enkele wedstrijd, al komen ze tot in de finale. We werken gewoon door. En die chips eten we zelf wel op.
Leave A Comment